Je bekijkt nu Kamervragen Tozo

Kamervragen Tozo

De minister van SZW heeft Kamervragen over de Tozo beantwoord. Zowel de Tozo als het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) kent een lening voor zelfstandige ondernemers die wordt verstrekt door de gemeente. Beide leningen hebben een ander rentepercentage. De minister merkt op, dat beide vormen van kredietverstrekking naast overeenkomsten ook verschillen kennen. Doel en doelgroep van de Tozo-lening zijn beperkter dan doel en doelgroep van de lening op grond van het Bbz. Dat geldt ook voor de looptijd en de omvang van de Tozo-lening. Voor het rentepercentage van de Tozo-lening is aangesloten bij het rentepercentage voor het Corona Overbruggingskrediet. Voor het rentepercentage van het Bbz-krediet geldt als uitgangspunt dat deze op het niveau van de bankrente voor zakelijke kredieten ligt. De rente voor het Bbz-krediet is relatief hoog vanwege de risico’s en het ontbreken van zekerheden.

De minister is niet van plan de rente voor het Bbz-krediet te verlagen tot een niet marktconform niveau vanwege het gevaar dat de regeling zal worden aangemerkt als staatssteun.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | publicatie | 2021-0000093861 | 20-06-2021
Je bekijkt nu Kamervragen Tozo

Kamervragen Tozo

In de Tweede Kamer zijn vragen gesteld naar aanleiding van een krantenartikel over de Tozo-regeling. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft deze vragen beantwoord. De minister maakt duidelijk dat een uitkering op grond van de Tozo een gezinsuitkering is en door aanvragers met partner door beide partners wordt aangevraagd. Beide partners ontvangen voor de helft van de verstrekte uitkering een jaaropgave. De Tozo kan daardoor gevolgen hebben voor de belastingheffing van beide partners.

De verdeling van de Tozo over de ondernemer en zijn partner heeft geen gevolgen voor het recht op of de hoogte van toeslagen, tenzij geen sprake is van partnerschap voor de toeslagen. Volgens de minister komt dat in de praktijk niet vaak voor.

Het meetellen van de Tozo bij het inkomen van de partner heeft niet tot gevolg dat de hele uitkering wordt wegbelast of gecompenseerd door een lager recht op toeslagen. De minister deelt de opvatting, dat de Tozo-uitkering een sigaar uit eigen doos is, niet en ziet geen reden om de regeling aan te passen.

Omdat de Tozo-regeling is gebaseerd op de Participatiewet telt ontvangen kinderalimentatie voor de ondernemer mee als inkomen omdat daarmee in de kosten van levensonderhoud van een inwonend minderjarig kind wordt voorzien. Aanvulling vanuit de algemene bijstand is dan niet nodig. De bijstand is een minimumregeling en ondersteunt alleen voor het hoogstnodige. Het kindgebonden budget wordt overigens wel hoger als het inkomen van de ondernemer daalt. Toeslagen, kinderbijslag en incidentele giften worden niet als inkomen aangemerkt voor het recht op uitkering uit de Tozo. De minister is niet van plan de regeling zodanig aan te passen dat kinderalimentatie niet meer wordt verrekend met de Tozo-uitkering.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | publicatie | 2021Z03732 | 21-03-2021